In deze paragraaf komen de onderwerpen aan de orde die behoren tot het geldstromenbeleid van de gemeente. Dit zijn onder andere het risicobeheer (vooral rente- en kredietrisico), de financierings- en schuldpositie en het kasbeheer.
Algemeen
De uitvoering van de gemeentelijke financieringsfunctie dient plaats te vinden binnen de kaders zoals gesteld in de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de daarbij behorende ministeriële regelingen. In deze wet staan transparantie en risicobeheersing centraal. De transparantie komt daarbij tot uitdrukking in voorschriften voor een verplichte financieringsparagraaf in de programmabegroting en in het jaarverslag.
De risicobeheersing binnen de Wet fido richt zich op renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s. Binnen het risicobeheer van gemeente Utrecht zijn de twee eerstgenoemde risico’s het meest relevant.
Definitie van het begrip treasury: |
De doelstelling van de treasuryfunctie van de gemeente Utrecht is dat deze uitsluitend de lokale publieke taak dient en dat een prudent beleid gevoerd wordt binnen de kaders die zijn gesteld in de Wet fido.
Binnen de financiële functie van de gemeente is het van belang het onderscheid te herkennen tussen de treasury- en de financiële functie. Treasury zorgt voor de beschikbaarheid van geldmiddelen. De Financiën is juist belast met het toezicht en de bewaking van de aanwending van die middelen. Vanuit deze rollen is de focus bij Financiën gericht op de baten en lasten en die van de treasuryfunctie op feitelijke in- en uitgaande kasstromen, waaronder ook financieringskasstromen. Vooral die laatstgenoemde kasstromen staan in deze paragraaf centraal.
Ontwikkelingen
In het navolgende gaan wij in op renteontwikkelingen en op ontwikkelingen in relevante wettelijke kaders.
Rente-ontwikkelingen.
De ontwikkeling van de rente gedurende het afgelopen jaar kan als volgt grafisch worden weergegeven:
Uit bovenstaande grafiek blijkt dat de 3-maands rente gedurende geheel 2019 stabiel is geweest op circa -0,3% à -0,4% (negatieve rente). Dit kortlopende renteniveau staat hoofdzakelijk onder invloed van het monetair beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). In september 2019 heeft de ECB het renteniveau voor de zogenoemde Deposit facility vastgesteld op -0,5% (was sinds 2016 -0,4%). Deze maatregel draagt er aan bij dat de geldmarkttarieven eveneens negatief zijn. De gemeente Utrecht profiteert van deze situatie bij het opnemen van dag- en kasgeldleningen. Door de negatieve rente krijgt de gemeente namelijk geld toe als zij leent voor looptijden van één dag tot en met circa twee jaar. Zie verder in deze paragraaf onder het kopje Saldobeheer.
De lange 10-jaars rente is gedurende 2019 gedaald van 0,8% naar 0,2%. Dit lange renteniveau staat minder onder invloed van centrale banken maar wordt vooral bepaald door vraag en aanbod op de internationale kapitaalmarkt.
Indien een langlopende lening daadwerkelijk wordt opgenomen gelden er liquiditeitsopslagen bovenop het IRS-tarief. Per eind 2019 bedroeg deze opslag voor een 10-jaars lening circa 0,1 procentpunt.
Wettelijke ontwikkelingen
Beleidsdoorlichting Schatkistbankieren
Vanaf eind 2013 dienen decentrale overheden tijdelijk overtollige geldmiddelen, rekening houdend met een drempelbedrag, in ’s Rijks Schatkist te stallen. Het doel van Schatkistbankieren was tweeledig: verminderen van de financieringsbehoefte van de Staat en vermindering van het kredietrisico voor decentrale overheden bij uitzettingen. In het voorjaar van 2019 is vanuit het Ministerie van Financiën een beleidsdoorlichting Schatkistbankieren afgerond. Daarbij hebben ook (koepels van) decentrale overheden inbreng gehad. Begin juli 2019 heeft het Kabinet de beleidsdoorlichting naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarin is bepaald dat de verplichting tot Schatkistbankieren voor decentrale overheden gehandhaafd blijft. Het kabinet erkent echter dat de regeling te hoge administratieve lasten met zich meebrengt, vooral voor decentrale overheden die in termen van leningen aan de opnemende kant zitten en die van daar uit slechts incidenteel overtollige middelen hebben. Het Ministerie van Financiën gaat nader onderzoek doen om het drempelbedrag te verhogen. Ook bij dit onderzoek zullen (koepels van) decentrale overheden worden betrokken. In de loop van 2020 wordt een advies hierover verwacht.
Interne ontwikkelingen
Aanbesteding betalingsverkeer, nieuwe huisbankier
Per eind 2019 liep het contract voor het huisbankierschap af dat de gemeente had met ABN Amro. In de aanloop naar dat moment is begin 2019 een Europese Aanbesteding gedaan. Die aanbesteding is door BNG Bank gewonnen, nadat zij op alle onderdelen (additionele dienstverlening, duurzaamheid en prijs) als beste van de inschrijvende banken is beoordeeld. De gunning voor deze opdracht is in juni 2019 bekend gemaakt. Dat betekent dat BNG Bank met ingang van 1 januari 2020 onze huisbankier is. Deze bank is niet nieuw voor ons: de bank speelt een grote rol in de opgenomen leningenportefeuille. Daarnaast beschikte de gemeente al over een aantal BNG-bankrekeningen omdat een aantal Rijks-geldstromen (onder andere Algemene Uitkering) verplicht via BNG lopen vanwege haar wettelijke status als overheidsbank.
Het tweede halfjaar van 2019 heeft in het teken gestaan van intensieve voorbereidingen op de migratie van alle betalingsverkeeraspecten, dit opdat per 1 januari 2020 nagenoeg het gehele gemeentelijke inkomende en uitgaande betalingsverkeer via de BNG Bank kon gaan plaatsvinden.
Actualisering Treasurystatuut
Als gevolg van ontwikkelingen in regelgeving alsmede organisatiewijzigingen is eind 2019 is een aanvang gemaakt met het actualiseren van het gemeentelijke Treasurystatuut. Er is geen wettelijke verplichting voor gemeenten om een Financieringsstatuut te hebben. De raad heeft echter in de Financiële verordening bepaald dat de gemeente over een dergelijk statuut zal beschikken omdat zij er de voorkeur aan geeft dergelijke kaders ten aanzien van financiering zelf vast te leggen.
Om de naamgeving van het document meer in lijn te brengen met de wettelijke terminologie, waarin bijvoorbeeld ook gesproken wordt van Financieringsparagraaf, wordt dit gewijzigd in Financieringsstatuut. Het nieuwe statuut wordt begin 2020 ter besluitvorming aangeboden.
Verlenging achtervang WSW
De gemeente heeft al jarenlang een achtervangovereenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Deze overeenkomst wordt telkens voor een periode van vier jaar aangegaan en stelt de lokale STUW-woningcorporaties (Mitros, Portaal, Bo-Ex, SSH en Groen West) in staat om hun investeringen tegen de best denkbare condities te financieren. Wetende dat de lopende achtervangovereenkomst per eind 2019 zou aflopen is in het najaar van 2019 vanuit Treasury een bijdrage geleverd aan een door de afdeling Woonbeleid opgesteld bestuursadvies over dit onderwerp. Dit heeft in december 2019 geleid tot een collegebesluit tot verlenging van de WSW-achtervangovereenkomst voor de periode 2020 tot en met 2023.
Financiering en Schuldpositie
Schuldpositie en -definities
Voor gemeenten gelden wettelijke voorschriften rond een sluitende gemeentebegroting en is een negatief eigen vermogen niet toegestaan. Dit maakt dat gemeenten in de praktijk hoofdzakelijk lenen voor investeringen. Net als veel andere groeigemeenten in Nederland heeft Utrecht de afgelopen jaren flink in haar stad geïnvesteerd en heeft daar dus geld voor moeten lenen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. De afgelopen jaren is de bewustwording rond schuldposities, juist ook van en bij overheden, sterk toegenomen.
In feite verplaatst de gemeente door te lenen de aanschafkosten van de investering naar de toekomstige gebruikers. De toekomstige aflossingen op en rentebetalingen over de lening moeten immers uit toekomstige inkomsten worden opgebracht. Hierdoor drukken de kosten op de toekomstige bewoners. Het zijn echter ook deze toekomstige bewoners die profijt hebben van de investering.
Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uit geleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger de schulden, hoe meer rente- en aflossing op termijn betaald moeten worden. En hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente uiteindelijk aan andere publieke voorzieningen kan besteden.
Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen, waarover verderop in deze paragraaf meer.
Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. In dit verband kunnen worden genoemd:
- De bruto gevestigde schuld
Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering.
- EMU-schuld
De EMU-schuld wordt gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van mede-overheden zijn opgenomen.
- Netto schuld
Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie voor de opbouw van de netto schuld tabel 3.
Dit schuldbegrip maakt veelal onderdeel uit van de berekening van de zogenoemde netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als aandeel van de inkomsten. Inkomsten bepalen immers in belangrijke mate hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Dit kengetal maakt onderdeel uit van onze interne schuldnormering (zie hierna tabel 3, kengetal 1).
Opgenomen financiering
Onze gemeentelijke leningschuld nam gedurende 2019 met circa 60 miljoen euro af. Het verloop van deze schuld kan vanuit de hierboven omschreven definities als volgt worden weergegeven:
Tabel 1 Verloop bruto gevestigde- en EMU-schuld over 2019
x € 1.000.000 | ||||
Soort | Restant hoofdsom | Nieuw | Aflossing | Restant hoofdsom |
Langlopende leningen | 440,1 | 85,0 | 35,1 | 490,0 |
Langlopende renteswaps | 443,0 | 55,0 | 388,0 | |
Subtotaal lange leningen | 883,1 | 85,0 | 90,0 | 878,0 |
Kortlopende leningen | 123,0 | 56,0 | 67,0 | |
Bruto gevestigde schuld | 1.006,1 | 85,0 | 146,0 | 945,0 |
Waarvan opgenomen van mede-overheden | 20,0 | 20,0 | ||
EMU-schuld | 986,1 | 85,0 | 146,0 | 925,0 |
Met betrekking tot de langlopende leningenportefeuille hebben in 2019 alleen herfinancieringen plaatsgevonden. De in bovenstaande tabel weergegeven opgenomen financiering had al in 2018 plaatsgevonden. Op grond van toenmalige renteontwikkelingen is er voor gekozen om toen al herfinancieringsafspraken te maken met betrekking tot twee leningen die in 2019 een einddatum kenden. Dergelijke transacties worden als ‘forwards’ aangeduid. De in totaal geherfinancierde 85 miljoen euro betrof:
- 35 miljoen euro per 5 februari 2019, looptijd 10 jaar tegen een rente van 1,107% en
- 50 miljoen euro per 2 december 2019, looptijd 10 jaar tegen een rente van 1,317%.
Omdat de afspraken in 2018 gemaakt zijn werd over deze posten in 2019 geen renterisico meer gelopen.
Daarnaast was in de Programmabegroting 2019 voor dit jaar nog een aanvullende langlopende financieringsbehoefte voorzien van circa 110 miljoen euro, onder meer door geplande investeringsuitgaven. Deze middelen zijn echter niet nodig gebleken.
Afgezien van reguliere aflossingen zijn gedurende 2019 geen mutaties geweest in de derivatenportefeuille. Conform voorschrift vanuit BBV is de derivatenportefeuille in de toelichting op de balans volledig gespecificeerd.
Netto schuld
De opbouw en het verloop van de netto schuld over 2019 kan als volgt worden weergegeven:
Tabel 2 Verloop netto schuld over 2019
x € 1.000.000 | |||
Soort | Stand per eind | Mutatie 2019 | Stand per eind |
Bruto gevestigde schuld | 1.006,1 | -61,1 | 945,0 |
Plus: | 152,9 | 24,1 | 177,0 |
Minus: | -212,9 | 9,8 | -203,1 |
Netto schuld | 946,1 | -27,1 | 919,0 |
Uit deze tabel blijkt dat de netto schuld over 2019 met ruim 27 miljoen euro is afgenomen.
Interne schuldnormering
Reeds begin 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet op welke wijze de gemeente Utrecht haar schuld wil beheersen en welke normeringen c.q. kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Toegepast op de cijfers over 2019 geeft dit het volgende beeld:
Tabel 3 Schuldnormering 2019
x € | 1.000.000 | |||
Kengetal | Eenheid | Norm | Raming cf. PB2019 | Realisatie |
1. Netto schuldquote = | ||||
Netto schuld | 1.235 | 919 | ||
Baten voor bestemming | 1.391 | 1.479 | ||
Netto schuldquote | % | 100% | 88,8% | 62,1% |
2. Interne rentericonorm = | ||||
Netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10% van de leningenportefeuille (1) | miljoen euro | 88,3 | 5,0 | 5,0 |
3. Netto rentelasten = | ||||
Netto rentelasten niet hoger dan 4% van de exploitatielasten | % | 4,0% | 1,7% | 1,6% |
4. EMU-referentiewaarde = | ||||
EMU-saldo niet negatiever dan EMU- referentiewaarde (2) (3) | miljoen euro | -44,0 | -115,0 | 18,9 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht in 2019 ruim binnen alle eigen schuldnormen is gebleven.
(1) De werkelijke restantschuld van de leningenportefeuille bedroeg per begin 2019 883 miljoen euro. Geraamd was 1.017 miljoen euro.
(2) Minteken = (geraamd) tekort.
(3) Conform BBV richtlijnen is het gerealiseerde EMU-saldo elders in dit jaarverslag apart gespecificeerd.
Toelichting op netto schuldquote:
De nettoschuld per eind 2019 is circa 316 miljoen euro lager uitgevallen dan voorzien bij de geprognosticeerde balans in de Programmabegroting 2019. Nettoschuld bestaat uit (balans)posities met een langlopend en die met een vlottend c.q. kortlopend karakter. De positie aan langlopende schulden is circa 246 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd en de vlottende schulden circa 73 miljoen euro lager. In hoofdlijnen worden deze verschillen veroorzaakt door:
- een circa 121 miljoen euro lager uitgevallen boekwaarde van materiële vaste activa, hoofdzakelijk vanwege minder dan voorziene investeringsuitgaven;
- een circa 39 miljoen euro lager uitgevallen voorraad-balanspositie als gevolg van hogere dan geraamde ontvangsten uit grondexploitaties;
- een circa 151 miljoen euro hoger eigen vermogen door hogere dan verwachte rekeningresultaten;
Daarnaast is de netto schuldquote lager uitgekomen doordat het totaal aan begrotingsbaten circa 88 miljoen euro hoger was dan geraamd (een zogenoemd 'noemereffect').
Toelichting op EMU-saldo:
Het EMU-saldo over 2019 is circa 134 miljoen euro positiever uitgekomen dan geraamd. In hoofdlijnen kan dit verschil verklaard worden door:
- hoger saldo van baten en lasten voor bestemming 96 miljoen euro voordelig
- lagere investeringsuitgaven 60 miljoen euro voordelig
- per saldo hogere onttrekkingen aan voorzieningen 25 miljoen euro nadelig
Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd. Conform de begroting bedroeg het voor 2019 vastgestelde omslagpercentage 2%. De gemeente hanteert hierbij geen (egalisatie)reserve. Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als financieringsresultaat. Uit onderstaande tabel blijkt dat het financieringsresultaat over 2019 is uitgekomen op circa 3,3 miljoen euro. Dat was een kleine 0,3 miljoen euro lager dan geraamd. Dit nadeel was al voorzien bij de tussentijdse bestuursrapportage.
Tabel 4 Financieringsresultaat 2019
Bedragen zijn in duizenden euro’s
Omschrijving | Raming | Uitkomst | Afwijking | |||||
a | Externe rentelasten lange en korte financiering | 25.809 | 23.643 | 2.166 | ||||
b | Externe rentebaten | 545 | 593 | 48 | ||||
Saldo externe rentebaten en -lasten | 25.264 | 23.050 | 2.214 | |||||
c1 | Rente die aan de grondexploitatie moet worden toegerekend | -2.516 | -1.145 | -1.371 | ||||
c2 | Rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | ||||
c3 | Rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend | 0 | 0 | 0 | ||||
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 22.748 | 21.905 | 843 | |||||
d1 | Rente over eigen vermogen | 5.462 | 6.263 | -801 | ||||
d2 | Rente over voorzieningen | 1.400 | 1.400 | 0 | ||||
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 29.610 | 29.568 | 42 | |||||
e | De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | 33.176 | 32.862 | -314 | ||||
Renteresultaat op het taakveld Treasury (financieringsresultaat) | 3.566 | 3.294 | -272 |
Het nadeel kan in hoofdlijnen als volgt worden verklaard:
- De langlopende financieringsbehoefte is achtergebleven bij de verwachting en bovendien werd bij het periodiek indekken van de swaps geprofiteerd van de negatieve rente. Hierdoor zijn de rentelasten 1,0 miljoen euro lager uitgevallen dan geraamd.
- Kortlopende financiering leverde vanwege de negatieve rente over 2019 circa 0,32 miljoen euro aan rentebaten op. Bij de begroting was nog voorzien dat aan die activiteit circa 1,2 miljoen euro aan lasten verbonden zouden zijn. Een voordeel van circa 1,52 miljoen euro.
- De boekwaarde van activa waaraan rente toegerekend kan worden is lager uitgevallen dan geraamd. Daardoor kon circa 2,49 miljoen euro minder worden toegerekend.
- De rentebaten uit verstrekte leningen zijn circa 0,38 miljoen lager uitgevallen. Dit komt in hoofdzaak doordat voor lagere bedragen beroep is gedaan op lopende kredietovereenkomsten. Bovendien is het rentepercentage op de kredietovereenkomsten verlaagd.
Risicobeheersing
Treasuryrisico’s worden in het algemeen onderscheiden in renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, valutarisico’s en beschikbaarheidsrisico’s. Binnen de Utrechtse financieringssituatie zijn met name rente- en kredietrisico’s relevant.
Renterisico
De Wet fido onderscheidt twee renterisico’s, te weten het renterisico van de vlottende schuld en het renterisico van de vaste schuld. Voor beide soorten geldt binnen de Wet fido een eigen norm:
Het renterisico van de vlottende schuld: kasgeldlimiet.
Behoudens bijzondere marktomstandigheden is kortlopende financiering goedkoper dan langlopende financiering, maar heeft als risico dat de rentelasten meer aan fluctuaties onderhevig zijn. Om die reden is in de Wet fido een norm gesteld voor het maximum bedrag waarop de gemeente haar financiële bedrijfsvoering met kortlopende middelen (looptijd < 1 jaar) mag financieren: de kasgeldlimiet. De limiet wordt uitgedrukt in een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). Zoals blijkt uit onderstaande tabel bedroeg de kasgeldlimiet van gemeente Utrecht voor het jaar 2019 circa 125 miljoen euro. In deze tabel is voorts de ontwikkeling van de kasgeldlimiet over 2019 weergegeven.
Tabel 5 Kasgeldlimiet 2019
x € 1.000.000 | |
Bepaling kasgeldlimiet | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2019 | 1.511,8 |
Percentage conform Wet Fido | 8,5% |
Kasgeldlimiet 2019 | 128,5 |
Omschrijving | 1e kwartaal | 2e kwartaal | 3e kwartaal | 4e kwartaal |
Gemiddelde positie netto vlottende schulden | 150,1 | 145,6 | 15,0 | 3,1 |
Kasgeldlimiet | 128,5 | 128,5 | 128,5 | 128,5 |
Overschrijding kasgeldlimiet | 21,6 | 17,1 | ||
of | ||||
Ruimte onder kasgeldlimiet | 113,5 | 125,4 |
Uit deze tabel blijkt dat de kasgeldlimiet over de eerste twee kwartalen van 2019 is overschreden. Dit valt volledig binnen de bepalingen van de Wet fido; uitgangspunt daarin is dat een gemeente niet méér dan twee kwartalen achtereen deze limiet overschrijdt.
Per eind juni 2019 werd de overschrijding teniet gedaan door ontvangst van de jaarlijkse BCF-afrekening. Het tweede halfjaar van 2019 werd gekenmerkt door flinke ontvangsten vanuit bijvoorbeeld grondtransacties en BghU. Daardoor liep in die periode de netto vlottende schuld sterk terug.
Tegen het einde van 2019 liep de vlottende schuld weer op. Dat is een jaarlijks terugkerend patroon omdat de gemeente in de laatste twee weken van het jaar geen Algemene Uitkering ontvangt (circa 25 miljoen euro) en er bovendien hogere salarissen en afdrachten betaald moeten worden. Vaak gaat er in die periode ook een hoger dan normaal bedrag aan crediteurenbetalingen uit.
Grafisch kan het verloop van de netto vlottende schuld ten opzichte van de kasgeldlimiet gedurende 2019 als volgt worden weergegeven.
Het renterisico van de vaste schuld: de renterisiconorm.
De Wet fido definieert vaste schuld als opgenomen geldleningen met een rentetypische looptijd groter of gelijk aan één jaar. Met de renterisiconorm biedt de Wet fido een richtsnoer om renteaanpassingen van financieringen en beleggingen goed in de tijd te spreiden. Het doel daarvan is het voorkomen van een overmatige afhankelijkheid van het renteniveau in één bepaald jaar. Om dat te bereiken mag het totaal aan renteherzieningen en aflossingen op grond van deze norm per jaar niet meer zijn dan 20% van het begrotingstotaal.
Tabel 6 Renterisiconorm
x € 1.000.000 | |
Omschrijving | Bedrag |
Bepaling renterisiconorm | |
Begrotingstotaal aan lasten conform Programmabegroting 2019 | 1.511,8 |
Percentage conform Wet Fido | 20,0% |
Renterisiconorm 2019 | 302,4 |
Renterisico 2019 | |
Aflossingen | 5,0 |
Renteherzieningen | 0,0 |
Renterisico | 5,0 |
Ruimte binnen de norm | 297,4 |
Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht met haar financiering in 2019 ruim binnen de wettelijke renterisiconorm is gebleven.
Kredietrisico
Kredietrisicobeheersing richt zich op de kredietwaardigheid (en dus het risicoprofiel) van de tegenpartijen bij financiële transacties. Kredietrisico’s kunnen zich op twee manieren manifesteren. Ten eerste is er het directe risico dat wordt gelopen uit hoofde van door de gemeente gedane uitzettingen (verstrekte geldleningen en beleggingen). Daarnaast is een kredietrisico verbonden aan gemeentelijke borgstellingen.
Beleggingen
Gemeente Utrecht beschikt sinds 2016 niet meer over beleggingen. Nieuwe beleggingen worden niet verwacht. Mocht de gemeente Utrecht over tijdelijk overtollige middelen gaan beschikken, dan mogen die alleen nog maar in ‘s Rijks Schatkist of bij mede-overheden worden uitgezet.
Verstrekte geldleningen
De gemeente Utrecht heeft uit hoofde van de publieke taak een aantal leningen verstrekt aan lokaal opererende organisaties. Op deze leningen loopt de gemeente kredietrisico.
De restant hoofdsom van de verstrekte geldleningen bedroeg per eind 2019 circa 40,1 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel 7 Verloop verstrekte geldleningen 2019
x € 1.000 | ||||
Omschrijving | Restant | hoofdsom per | Risicoprofiel | |
A | Leningen aan deelnemingen | |||
Lening aan Utrecht Vernieuwt BV | 99 | 99 | Laag | |
Subtotaal leningen aan deelnemingen | 99 | 99 | ||
B | Overige langlopende leningen | |||
Startersleningen uitbesteed via SVn | 20.708 | 15.158 | Laag | |
Restauratieleningen uitbesteed via URF/NRF | 4.428 | 4.416 | Laag | |
Leningen particuliere woningverbetering via SVn | 762 | 609 | Laag | |
Kredietbankleningen | 486 | 841 | Laag | |
Leningen Hoog Catharijne gekoppeld aan erfpachtsovereenkomsten | 7.230 | 7.223 | Laag | |
Stichting De Nieuwe Regentesseschool | 231 | 227 | Laag | |
Stichting Stadsschouwburg | 1.145 | 980 | Middel | |
Stichting De Bibliotheek | 1.869 | 1.736 | Laag | |
Stichting Energie Transitie | 5.050 | 5.050 | Hoog | |
Stichting Utrecht Natuurlijk | 21 | 10 | Laag | |
Huurders Stadskantoor (1): | ||||
| 3.092 | 2.626 | Laag | |
| 118 | 100 | Laag | |
SV Rivierwijkers | 125 | 115 | Laag | |
Subsidielening De Utrechtse Muziekschool | 0 | 50 | Laag | |
Kredietfaciliteit Stichting Centraal Museum (2) | 1.000 | 0 | Middel | |
Kredietfaciliteit Stichting TivoliVredenburg (3) | 1.650 | 900 | Middel | |
Subtotaal Overige langlopende leningen | 47.915 | 40.041 | ||
Subtotaal verstrekte leningen conform balans | 48.014 | 40.140 | ||
C | Leningen met een bijzondere vorderingsstatus | |||
Ovast Rijnvliet BV | 1.800 | 0 | Nvt | |
Totaal | 49.814 | 40.140 |
(1) Dit betreft een vordering op huurders vanwege niet-terugvorderbare BTW. Deze compensatie is geregeld via de huurcontracten en heeft een looptijd van tien jaar.
(2) Deze faciliteit is maximaal 4,7 miljoen euro.
(3) Deze faciliteit is in 2019 herzien en bedraagt voortaan maximaal 10 miljoen euro (was 16 miljoen euro). In 2024 wordt de faciliteit opnieuw herzien.
Aan De Utrechtse Muziekschool is in 2019 een lening van 0,050 miljoen euro verstrekt voor de aankoop van instrumenten en inventaris. Terugbetaling hiervan geschiedt door inhouding op toekomstige subsidies.
Met Ovast zijn in 2019 alle wederzijdse alle vorderingen en schulden administratief afgewikkeld. Daarmee is de post met een bijzondere vorderingsstatus vervallen.
Voor de leningen met een hoog risicoprofiel zijn deels afzonderlijke risicovoorzieningen opgenomen of wordt deels rekening gehouden in het gemeentebrede risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve.
Gewaarborgde geldleningen
Borgstellingen kunnen op twee manieren voorkomen, te weten directe borgstellingen en achtervang.
Bij directe borgstellingen staat de gemeente jegens geldgevers borg voor de betaling van rente en aflossing op langlopende geldleningen die door lokale organisaties, instellingen of verenigingen zijn aangetrokken die veelal activiteiten verzorgen die in het verlengde liggen van de gemeentelijke publieke taak. Bij borgstellingen in de sfeer van sport kan er sprake van zijn dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) als mede-borg optreedt. In dat geval wordt het risico gezamenlijk gedragen.
Achtervang houdt in dat de gemeente, al dan niet samen met het Rijk, een rol speelt in de zekerheidsstructuur van een waarborgfonds, bijvoorbeeld de Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Door deze structuur kunnen instellingen die bij het waarborgfonds aangesloten zijn tegen de laagst mogelijke rente lenen. Mede vanwege de strenge toelatingscriteria en periodieke toetsing door het fonds loopt de gemeente hierbij een lager risico dan bij directe borgstellingen.
De achtervangovereenkomst met het WSW had een looptijd tot en met eind 2019. In december 2019 heeft het college een besluit genomen tot verlenging van de achtervangovereenkomst tot en met 2023. Deze overeenkomst is van toepassing op de corporaties Mitros, Portaal, Bo-Ex, SSH en GroenWest. Voor enkele overige corporaties gelden specifieke achtervangovereenkomsten.
In 2019 zijn een aantal nieuwe borgstellingen verstrekt in de sfeer van sport. Het risico op deze borgstellingen deelt de gemeente voor 50% met de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Dit betreft:
- HC Rijnvliet gemeentelijk risicodeel 85.000
- ULTV Iduna gemeentelijk risicodeel 290.000
- UTV Kromme Rijn gemeentelijk risicodeel 96.000
- TV At Risk gemeentelijk risicodeel 180.000
- BPU/Voornruiters gemeentelijk risicodeel 105.000
In totaal circa 0,75 miljoen euro aan gemeentelijk risicodeel.
De restant hoofdsom van de gewaarborgde geldleningen bedroeg per eind 2019 circa 500 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Tabel 8 Verloop gewaarborgde geldleningen 2019
x € 1.000 | ||
Omschrijving | Netto geborgd bedrag per | |
31-12-2018 | 31-12-2019 | |
Directe borgstellingen | ||
Organisaties volkshuisvesting en monumenten | 9.599 | 8.840 |
Maatschappelijke- en zorginstellingen | 13.338 | 12.379 |
Sportorganisaties | 3.141 | 3.704 |
Subtotaal directe borgstellingen | 26.078 | 24.923 |
Achtervang in waarborgfondsen | ||
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (1) | 474.102 | 474.920 |
Waarborgfonds Eigen Woningen (uitvoerder Nationale Hypotheekgarantie) (2) | nnb | nnb |
Totaal | 500.180 | 499.844 |
(1) Het totaal door WSW geborgde restrestant met betrekking tot Utrechtse corporaties bedroeg per eind 2019 circa 1,90 miljard euro. Voor zover er ooit een beroep op de achtervang zal worden gedaan dan dient de schadegemeente daarvan 25% op te vangen. Dit zou voor Utrecht leiden tot een bedrag van circa 475 miljoen euro, zoals in bovenstaande tabel vermeld. Rijk (50%) en alle overige gemeenten in Nederland (25%) dragen in zo'n geval de rest, dit overigens allemaal in de vorm van renteloze leningen aan het WSW.
(2) Gemeenten zijn per 1-1-2011 uit de WEW-achtervang getreden. Voor NHG-garanties die tot dat moment zijn afgegeven blijft de gemeente nog wel aanspreekbaar. Tot dat moment was voor een hoofdsom van circa 2 miljard euro aan NHG’s binnen Utrecht afgegeven. Het WEW heeft geen informatie beschikbaar waaruit blijkt hoeveel daarvan per eind 2019 nog openstond.
Zowel WSW als WEW geven elk jaar een meerjarenprognose af met betrekking tot het mogelijke beroep op de achtervang. Gezien de eigen garantievermogens van beide fondsen wordt dat risico vooralsnog als nagenoeg nihil ingeschat.
Het bedrag aan directe borgstellingen is over 2019 per saldo met circa 1,2 miljoen euro afgenomen. Zoals hiervoor aangegeven zijn er voor circa 0,75 miljoen aan nieuwe borgstellingen. Daarentegen nam het totaalbedrag door reguliere aflossingen met circa 1,95 miljoen euro af.
Over het algemeen is het risicoprofiel van de direct gewaarborgde geldleningen laag. Per eind 2019 was bij de volgende borgstellingen sprake van een verhoogd risico:
| Risico |
NRF Monumentenzorg (restant hoofdsom 5,94 miljoen euro) | Middel |
NRF Stichting Domplein (restant hoofdsom 0,97 miljoen euro) | Hoog |
Stichting Rijnvliet (restant netto gewaarborgd 0,66 miljoen euro) | Hoog |
Op grond van het Kader geldverstrekkingen dient per nieuw gewaarborgde geldlening een aparte risicovoorziening te worden ingericht, tenzij de betreffende post wordt meegenomen in het gemeentelijke risicomodel.
Wij informeren u afzonderlijk indien het risicoprofiel van verstrekte leningen en van verstrekte waarborgen op leningen zich ongunstig ontwikkelt.
Voor verdere specificatie verwijzen wij naar de Staat van Gewaarborgde geldleningen.
Beschikbaarheidsrisico
In het voor 2019 geldende betalingsverkeercontract met haar huisbankier ABN Amro heeft de gemeente Utrecht een kredietfaciliteit van 80 miljoen euro afgesproken op de lopende rekening courant. Daarnaast beschikte de gemeente over een kredietfaciliteit bij de BNG Bank van 15 miljoen euro.
Met ingang van 2020 wisselt de gemeente naar BNG als huisbankier. Bij die bank zal voortaan een kredietlimiet van 30 miljoen euro beschikbaar zijn en een intradaglimiet van 120 miljoen euro.
Bovendien heeft de gemeente, vanwege haar overheidskredietwaardigheid, nagenoeg onbeperkte toegang tot zowel de geld- als de kapitaalmarkt. Het beschikbaarheidsrisico kwalificeren wij daarmee als nagenoeg nihil.
Kasmanagement
Het betalingsverkeer van Utrecht vindt volledig plaats vanuit Interne Bedrijven (vanaf 1 januari Financiën Inkoop en Juridische zaken; FIJ). Dit betreft het beheer van het gemeentelijke rekeningstelsel, het coördineren van bevoegdheden en het verrichten van feitelijke betalingen.
ABN Amro Bank was tot en met 2019 huisbankier van de gemeente Utrecht. Per 1 januari 2020 wordt dit BNG Bank. Naast ABN Amro en BNG heeft de gemeente betalingsverkeerrelaties met de Rabobank.
Saldobeheer
Vanuit het centrale beheer verzorgt Interne Bedrijven de gemeentelijke saldoregulatie. Dit houdt in dat tekorten of overschotten in rekening courant worden aangevuld respectievelijk uitgezet en wel zodanig dat het gemeentelijke banksaldo zoveel mogelijk naar nul wordt gestuurd, hierbij rekening houdend met de wettelijke bepalingen inzake kasgeldlimiet en de Regeling Schatkistbankieren. In 2019 kwam dit hoofdzakelijk neer op indekking van tekortsaldi. Dergelijke acties vonden bijna dagelijks plaats op de geldmarkt. Gedurende 2019 zijn 250 kas- en daggeldtransacties gedaan met een totale hoofdsom van circa 7,0 miljard euro. De rente op deze kortlopende leningen is gedurende geheel 2019 negatief geweest op een stabiel niveau van rond de -0,45%. Een negatieve rente betekent dat de gemeente geld toe krijgt indien zij kortlopend geld leent.
Het opvangen van tekortsaldi door middel van kas- en daggeldtransacties is in termen van rentekosten voordeliger dan dat dit binnen de kredietlimiet plaatsvindt (‘roodstand’). Over 2019 leverde dit een besparing op van 0,4 miljoen euro.
Schatkistbankieren
Op grond van de Regeling Schatkistbankieren dienen decentrale overheden eventuele overtollige geldmiddelen in ’s Rijks Schatkist aan te houden, dit met uitzondering van een zeker drempelbedrag.
Voor 2019 bedroeg die drempel voor de gemeente Utrecht circa 5,8 miljoen euro. Per kwartaal wordt bezien of de gemeente binnen deze drempel geopereerd heeft. In 2019 was dat in alle kwartalen het geval. De zogenoemde ruimte onder het drempelbedrag luidde:
- 1 e kwartaal: circa 4,7 miljoen euro
- 2 e kwartaal: circa 4,3 miljoen euro
- 3 e kwartaal: circa 4,3 miljoen euro
- 4 e kwartaal: circa 3,1 miljoen euro
Voor nadere specificatie verwijzen wij u naar de tabel in Toelichting op de balans onder de post Liquide middelen.
Zoals bij de Kasgeldlimiet al aangegeven zijn er gedurende het tweede halfjaar herhaaldelijk omvangrijke ontvangsten geweest waardoor de gemeente zich tijdelijk genoodzaakt zag bedragen in 's Rijks Schatkist te stallen. Dit betrof 13 plaatsingen. Per eind oktober 2019 waren allen Schatkistmiddelen weer teruggevloeid naar de gemeente. De rentevergoeding over in de Schatkist geplaatste geldmiddelen is nihil. In deze regeling is wel bepaald dat een negatieve rente niet van toepassing zal zijn.
Het saldoverloop van het gemeentelijke Schatkistsaldo zag er over 2019 als volgt uit: