Weerbaarheid heeft te maken met veerkracht of het vermogen om onverwachte financiële klappen op te vangen en bestand te zijn tegen de impact van bestaande risico’s.
De uitkomsten van de gehanteerde kengetallen laten een gunstig beeld zien. Belangrijke gunstige ontwikkeling is de afname van de onderhanden werkpositie van de gezamenlijke grondexploitaties. Deze ontwikkeling wordt in enige mate getemperd door een afname van het volume aan bestemmingsreserves. De solvabiliteit is licht gestegen en komt nagenoeg overeen met het landelijk gemiddelde. Hierna bespreken we vier onderwerpen voor wat betreft hun bijdrage aan de weerbaarheid.
Reservepositie en eigen vermogen
1.1 Ratio weerstandsvermogen.
Zie ook paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing. De ratio weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin wij in staat zijn om tijdelijk risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. De algemene reserve vormt de directe weerstandscapaciteit om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirect weerstandsvermogen in de vorm van onbenutte belastingcapaciteit en de post 'onvoorzien'.
Formule: [Ratio weerstandsvermogen = Beschikbare weerstandscapaciteit / benodigde weerstandscapaciteit]
Maatstaf
De maatstaf vloeit voort uit de Nota 'Risicomanagement en Weerstandsvermogen'. De ratio weerstandsvermogen wordt stabiel op 1,0 gehouden.
Tabel 1.1: Ratio weerstandsvermogen
Jaarverslag 2019 | Verloop kengetal | ||
Kengetal: | Verslag 2018 | Begroting 2019 | Verslag 2019 |
Ratio weerstandsvermogen | 0,98 | 1,03 | 1,05 |
Stand van zaken
De ratio weerstandsvermogen van Utrecht was bij de begroting 2019 gelijk aan 1,03. Bij de verantwoording 2019 is de benodigde weerstandscapaciteit opnieuw beoordeeld. Het benodigde weerstandsvermogen is afgenomen ten opzichte van de begroting 2019 met 1,23 miljoen euro. De oorzaak is te vinden in diverse wijzigingen in de risico’s. De beschikbare weerstandscapaciteit is licht toegenomen. Per saldo is de ratio weerstandsvermogen gestegen ten opzichte van de begroting 2019.
Sturingsmogelijkheden
Door middel van actieve risicobeheersing bij het aangaan van financiële en juridische verbintenissen en in de werkprocessen en door zekerheden te stellen bij kredietverstrekking worden bestaande risico's verminderd en nieuwe zoveel mogelijk beperkt. Hiermee werken wij doorlopend aan een toereikend weerstandsvermogen zodat wij minder beroep hoeven doen op de algemene risicoreserve, hetgeen de weerbaarheid ten goede komt.
1.2 Relatieve omvang van de programmareserves
In deze Jaarstukken vindt u in het onderdeel Balans de Reserves gespecificeerd.
Naast de algemene reserve zijn ook de programmareserves onderdeel van het eigen vermogen van de gemeente en ligt hierin weerbaarheid besloten. De bestemming van programmareserves kan nog door de raad worden aangepast mocht dit nodig zijn; bijvoorbeeld om in te spelen op een financiële crisissituatie. Dat laatste geldt voor zover er nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan. Reserves ter dekking van kapitaallasten zijn hiervan uitgezonderd. De totale omvang van de programmareserves fluctueert maar is in de regel voldoende groot zodat een vast bestanddeel ruimte biedt voor herbestemming.
Maatstaf
We volgen het verloop van de bestemmingsreserves in relatie tot het totaal van de jaarlasten. Bij een toename gaan we ervan uit dat ook de weerbaarheid die besloten ligt in de betreffende reserves toeneemt.
Formule:
[totaal van de programmareserves begin jaar gedeeld door totaal van de exploitatielasten, uitgedrukt in %]
Tabel 1.2: Relatieve omvang programmareserves | x € 1.000 | ||
Verloop kengetal | |||
Verslag 2018 | Begroting 2019 | Verslag 2019 | |
Programmareserves | 236,5 | 206,0 | 212,3 |
Totaal lasten vóór reserves | 1.416 | 1.551 | 1.458 |
Relatieve omvang programmareserves | 16,7 % | 13,3% | 14,6% |
Stand van zaken
Een nadere specificatie van de programmareserves en hun verloop is opgenomen in de bijlage Stand en verloop reserves.
De weerbaarheid in de vorm van programmareserves is afgenomen als we kijken naar de absolute volumedaling met 24,2 miljoen euro tussen 1-1-2018 en 1-1-2019. De relatieve omvang van de reserves is gedaald met 2,1 procentpunt. De belangrijkste oorzaak van de afname is het in uitvoering nemen van projecten uit de investeringsprogramma’s Bereikbaarheid, Stedelijke ontwikkeling en Masterplan onderwijs.
Daarbij treedt een versterkend effect op door stijging van de lasten (een zogenaamd noemer-effect). Als we het noemer-effect elimineren, daalt de relatieve omvang met 1,7 procentpunt.
Sturingsmogelijkheden
Omvangrijke programmareserves zijn gunstig voor de weerbaarheid maar anderzijds verkleinen ze de beleidsruimte. Met het oog op optimalisering van de sturingsruimte hebben werken wij volgens de 'Nota reserves, oktober 2019'.
Daarin is ervoor gekozen om zo weinig mogelijk begrotingsmiddelen vast te leggen in reserves. De spelregels zorgen voor een afweging bij het instellen van reserves en de omvang ervan. In 2019 zorgt een geactualiseerde nota reserves voor continuering van deze beleidslijn.
Solvabiliteitsratio (BBV)
De solvabiliteit geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Het eigen vermogen van de gemeente bestaat volgens artikel 42 van het BBV uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
Formule
[totaal eigen vermogen einde jaar gedeeld door het totaal van de passiva einde jaar, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal is bedoeld om de gemeentelijke financiële positie inzichtelijker te maken en de vergelijkbaarheid tussen gemeenten te vergroten. Hoe hoger de ratio, des te gunstiger voor de financiële weerbaarheid.
Tabel 2 : Solvabiliteitsratio | x € 1.000.000 | ||
Jaarverslag 2019 | Verloop kengetal | ||
Gecorrigeerde stand per begin 2019 | Begroting 2019 | Stand per eind 2019 | |
Eigen vermogen | 633,1 | 512 | 662,4 |
Totaal passiva | 1.888,5 | 2.043 | 1.861,2 |
Solvabiliteitsratio | 33,5% | 25,0% | 35,6% |
Stand van zaken
De solvabiliteitsratio van Utrecht bedroeg per eind 2019 ruim 35% en is daarmee ruim 2% hoger dan een jaar geleden. Volgens cijfers van de door de VNG ondersteunde website Waarstaatjegemeente.nl bedraagt de landelijk gemiddelde solvabiliteitsratio iets meer dan 34%. De Utrechtse score komt dus nagenoeg overeen met het landelijk gemiddelde.
Kengetal grondexploitaties (BBV)
Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd ervan lang is. Hoe verder inkomsten in de toekomst liggen, des te meer rentekosten en risico's dit met zich meebrengt. Ieder jaar rapporteren wij bij de voorjaarsnota en bij de tweede bestuursrapportage over de actuele stand en prognoses in het Meerjarenperspectief Ruimte 2019. Daarin volgen wij de variabelen die van belang zijn voor de financiële resultaten: programma/projecten, planning, prijs, parameters, projectkosten en programmarisico's (de zes P's). Ook bevatten de peilstokken gevoeligheidsanalyse op basis van verschillende ‘slecht weer’ scenario’s.
Formule: [bouwgronden in exploitatie) / totaal van de baten vóór reserves, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale baten. Als maatstaf hanteren we de omvang van de onderhanden werken als absoluut bedrag ten opzichte van het totaal van de baten (vóór reserves). Hoe lager de uitkomst, hoe gunstiger voor de financiële weerbaarheid. Een uitkomst van 10% of hoger beschouwen we als kwetsbaar.
Tabel 3: Kengetal grondexploitaties | x € 1.000.000 | ||
Jaarverslag 2019 | Kengetal | ||
Verslag 2018 (incl. aangepaste beginbalans 2019) | Begroting 2019 | Verslag 2019 | |
Bouwgronden in exploitatie: | |||
| -4,7 | -31,2 | -36,3 |
| 41,4 | 89,7 | 81,6 |
| 40,8 | 19,0 | 24,2 |
Activa gronden in exploitatie | 77,5 | 77,5 | 69,5 |
Totaal baten vóór reserves | 1.399 | 1.391 | 1.479 |
Relatieve omvang onderhanden werk | 5,5% | 5,6% | 4,7% |
Stand van zaken
De relatieve waarde van de gezamenlijke grondexploitaties blijft onder de kwetsbare stand van 10%. Naarmate de uitvoeringsfase van plannen vordert en projecten kunnen worden opgeleverd en administratief afgesloten, nemen de financiële risico’s af. Naar verwachting loopt het onderhanden werk van de grondexploitatie Stationsgebied tot en met 2022, waarna deze kan worden afgesloten. Een uitgebreide toelichting van de grondexploitaties, inclusief 'slecht-weer-scenario's' staat in Meerjaren Perspectief Ruimte: Utrecht MPR 2019.
Grondexploitatie Leidsche Rijn
De afname van het Onderhanden Werk in Leidsche Rijn is voornamelijk te danken aan de vele baten die we in 2019 hebben ontvangen. De boekwaarde Verslag 2018 wijkt af van de eindbalans 31/12/2018. Deze posten zijn toegelicht in het eerste hoofdstuk van de toelichting op de balans bij Correcties beginbalans.
Stationsgebied
De toename van het Onderhanden werk bestaat overwegend uit kosten voor in uitvoering genomen werken zoals Stationsplein Oost, Catharijnesingel en Jaarbeursplein en de daarmee samenhangende plan- en proceskosten. Daarnaast is ten laste van het Onderhanden werk een Activa reserve gevormd voor de fietsenstalling Stationsplein Oost. De boekwaarde Verslag 2018 wijkt af van de eindbalans 31/12/2018. Deze posten zijn toegelicht in het eerste hoofdstuk van de toelichting op de balans bij Correcties beginbalans.
Binnenstedelijke grondexploitaties
De oorzaak van de afname van het Onderhanden Werk binnenstedelijk is voornamelijk te danken aan de baten die zijn ontvangen in de grondexploitaties Centrum Overvecht en Merwedekanaalzone deelgebied 4 defensieterrein.
Sturingsmogelijkheden
Contractuele zekerheden beperken het risico op nog te ontvangen baten, maar 100% zekerheid is niet te geven. Aangezien kosten vóór de baten uitgaan streven we er doorlopend naar om kosten zo laat mogelijk te maken en baten zo spoedig mogelijk te realiseren, maar de sturingsruimte is beperkt. Bij onzekerheid over de mogelijkheid gemaakte kosten terug te verdienen verlagen we het begrote baten saldo van de betreffende grondexploitatie. Bij een negatieve grondexploitatie leidt dit automatisch tot een voorziening. Daarnaast zijn wij in staat risico's op te vangen door middel van behoedzame aannames in de grondexploitaties.
Robuuste begroting
4.1 Structurele exploitatieruimte (BBV)
Dit kengetal is van belang voor de beoordeling van de structurele ruimte om de lasten te blijven dragen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
Formule:
[(structurele baten -/- structurele lasten) + (structurele onttrekkingen -/- structurele stortingen reserves) / totale baten vóór reserves]
Maatstaf
Een positieve uitkomst van dit kengetal houdt in dat het structurele deel van de begroting voldoende ruimte biedt om de lasten te blijven dragen.
Tabel 4.1: Structurele exploitatieruimte | |||
Jaarverslag 2019 | Verloop kengetal | ||
Kengetal: | Verslag 2018 | Begroting 2019 | Verslag 2019 |
Structurele exploitatieruimte | -0,51% | 0,06% | -0,66% |
Stand van zaken
De uitkomst is nagenoeg 0%. Dit betekent dat structurele lasten bekostigd worden uit structurele baten en dat incidentele lasten bekostigd worden uit incidentele baten. Op basis van deze uitkomst kan geconcludeerd worden dat er geen ongebruikte structurele exploitatieruimte resteert.
Sturingsmogelijkheden
Met behulp van meerjarenplannen zetten wij de benodigde middelen voor omvangrijke projecten af tegen de gespaarde middelen in bestemmingsreserves. Daarnaast werken we in de regel met kapitaallastenreserves voor de dekking van kapitaallasten gedurende de hele levensduur. Zodoende zorgen we ervoor dat investeringen van nu zo weinig mogelijk beslag leggen op toekomstige begrotingsmiddelen.
4.2 Stabiele begroting
Als gevolg van gewijzigde economische omstandigheden, kortingen in het gemeentefonds en herdefiniëring van gemeentelijke taken, waren wij in voorbije jaren genoodzaakt tot structurele bezuinigingen. Het is altijd van groot belang dat deze taakstellingen zo snel mogelijk van concrete maatregelen worden voorzien.
Maatstaf
Als maatstaf gebruiken we het criterium dat voorkomende bezuinigingen bij de voorjaarsnota van realiseerbare maatregelen moeten zijn voorzien.
Stand van zaken
In de Programmabegroting 2019 stond nog de taakstelling om het verwachte tekort op de bijstandsuitkeringen (BUIG) op te vangen. Door maatregelen gericht op uitstroom uit de bijstand, lobby naar het Rijk en inzet op verbetering van het verdeelmodel moest 3 miljoen euro vanaf 2020 worden opgelost. Deze taakstelling is inmiddels gerealiseerd: het model is verbeterd en het aantal bijstandsgerechtigden afgenomen.
De Programmabegroting 2020 is sluitend, na het doorvoeren van incidentele en structurele bezuinigingsmaatregelen. Er resteert nog een taakstelling die door een efficiënte inkoop dient te worden gerealiseerd. Deze taakstelling bedraagt 0,5 miljoen euro in 2021, 1 miljoen euro in 2022 en 2 miljoen euro structureel vanaf 2023. Daarnaast is een stelpost ‘uitkomst onderzoek jeugdzorg’ van 6 miljoen euro opgenomen voor de jaren 2022 en 2023. De bij de meicirculaire 2019 toegekende middelen zijn incidenteel, terwijl de knelpunten in de jeugdzorg structureel zijn. Daarom verricht het Rijk aanvullend onderzoek om te bepalen of, en zo ja, in welke mate gemeenten structureel middelen nodig hebben. Onder voorwaarden mogen gemeenten een stelpost opnemen als dekking in de meerjarenbegroting. De gemeente Utrecht voldoet aan deze voorwaarden. Zo is dit bedrag in de risicoparagraaf opgenomen met beheersingsmaatregelen.
Sturingsmogelijkheden
Taakstellingen moeten tijdig worden gerealiseerd zodat de financiële resultaten niet onder druk komen.